VWO -leerlingen met wiskunde B1 in hun profiel kiezen dit vak niet (meer) uit belangstelling, maar omdat zij dit vak nodig (denken te) hebben in hun vervolgstudie. Deze leerlingen volgen Wiskunde B1 (vaak) samen in een groep leerlingen die wel in wiskunde B1 zijn geinteresseerd….. Het komt zelfs voor dat deze twee groepen worden gecombineerd met een groep leerlingen met zowel wiskunde B1 als wiskunde B2 in hun profiel. Kortom, een ‘wiskundegroep’ is vaak een gemengd gezelschap van leerlingen met diverse studiemotieven. Voor een docent wiskunde is het dan lastig om de moeilijkheidsgraad van de leerstof te bepalen. Moet de docent de leerstof aanpassen aan de capaciteiten van de leerlingen voor wie wiskunde B1 een ‘noodzakelijk kwaad’ is? Of moet hij / zij zich richten op de ‘betere’ wiskundeleerling (=leerling met wiskunde B2)?
Het gebruik van de (grafische) rekenmachine, is naar mijn mening, funest voor de ontwikkeling van het wiskundige denken bij (jonge) leerlingen. Ik heb niets tegen het gebruik van een grafische rekenmachine, maar wel tegen een verkeerd gebruik ervan: leerlingen laten zich (te) vaak leiden door de uitkomst in het beeldscherm van de grafische rekenmachine.
In de jaren zeventig, tachtig en het begin van de jaren negentig (van de vorige eeuw) moesten leerlingen nog leren hoe zij een eenvoudig wiskundig bewijs netjes en overzichtelijk moesten opschrijven. Dit gebeurde zo: zij moesten opschrijven (en netjes) wat het gegeven was, wat er gevraagd werd: een berekening of een bewijs en dan de berekening of het bewijs zelf duidelijk noteren. Elke stap in de berekening of het bewijs moesten zij kunnen verantwoorden. Hoe? Door bij elke stap te vermelden op welk axioma (!), op welk postulaat(!), op welke definitie of welke stelling zij een beroep hadden gedaan.
Tegenwoorrdig weten VWO -6 leerlingen niet wat een axioma is, laat staan wat de betekenis van het woord postulaat is. Het woord definitie wordt in leerboeken wiskunde voor het voortgezet onderwijs nog wel genoemd maar ‘'definitie’' speelt verder geen rol in de oplossing van vraagstukken. En ‘'netjes’' (op)schrijven is er (vaak) niet meer bij… Het bewijzen in de wiskunde komt summier aan de orde in het onderdeel meetkunde einde VWO- 5, begin VWO 6, …. helaas (veel) te laat……
Een toenemend aantal docenten met een HBO-opleiding wiskunde tweede graad, geeft het vak wiskunde in de tweede fase van het HAVO/ VWO. Een probleem daarbij is dat het niveau van hun (HBO)- opleiding wiskunde tweede graad de laatste jaren hollend achteruit is gegaan……helaas. Correct wiskundig redeneren en bewijzen hebben die docenten nauwelijks geoefend.
Tenslotte,……….de beoordeling van toetsen wiskunde. Om problemen met directie en/ of ouders te voorkomen, neigen veel docenten wiskunde er toe om een geflatteerd cijfer te geven voor toetsen wiskunde. En zelfs op het eindexamen VWO wordt een antwoord met tenminste 1 punt beloond, als het antwoord maar enigszins in de ‘goede richting’ wijst.melissa schreef:
>
> In het nieuwsblad van een technische universiteit wordt de
> zorg uitgesproken over het lage wiskundeniveau van de
> eerstejaars studenten. De uitslag van een test (in
> Eindhoven,Delft en Twente) gaf aan dat nog geen 50 procent
> van de studenten een voldoende scoorde. Als een van de
> oorzaken werd aangegeven het gebruik van de grafische
> rekenmachine op de middelbare school, zelfs tijdens het
> examen. Er zal ook een alarmerende brief naar de minister
> gaan en een artikel geplaatst worden in een vakblad voor
> wiskundedocenten.